dinsdag, september 19, 2006

Het democratisch tekort door Erik van GOOR op Open Orthodoxie, 19 september 2006.

Er komt een onderzoek naar de weerbaarheid van onze democratie. Daarmee wordt de belangrijkste vraag overgeslagen: is een democratie wel weerbaar? Of is de democratie misschien zelf het belangrijkste probleem, en komen wij daar nu pas achter?

Het was te verwachten dat Donner een boetekleed aan zou trekken. Van meet af aan stond immers vast dat geen haar op het hoofd van Donner erover dacht zich positief over de Sharia uit te laten. Hij had slechts een theoretisch voorbeeld willen geven. Dit zij zo. Wat wel merkwaardig is, is dat Donner instemde met een onderzoek naar de weerbaarheid van onze democratie [1]. Was dit volgens hem niet iets voor "bange mensen"? Is Donner nu zelf ook bang geworden? We weten het niet. Wat we wel weten - wat we kunnen verwachten - is: een wassen neus. Want het is niet te verwachten dat dit onderzoek grondig en eerlijk zal verlopen. Niet de inzet bij de "weerbaarheid" is kenmerkend, maar die bij de "democratie". En daarmee is de vraag naar de weerbaarheid van de democratie an sich meteen onder tafel geschoffeld.

Ondanks de secularisatie in Europa is "het heilige" nog steeds springlevend in de Westerse cultuur. "Het heilige" - dat is de democratische rechtsstaat, met alles wat daarbij hoort: gelijkheid, antidiscriminatie, staatsneutraliteit, emancipatie, etc.etc. Alles mag gelasterd en gezegd worden. Alles valt onder de vrijheid van meningsuiting, zolang het maar gericht is op de afbraak van de pre-democratische zekerheden - waar we later in dit artikel op terug zullen komen. Maar van één ding moet men afblijven: dat is de democratische rechtsstaat zelf.

Nu is het met democratie vreemd gesteld. Op de keper beschouwd stelt het niets voor. Het is niet moreel en niet immoreel; het is een maniertje om beslissingen te nemen - dat maniertje is "de helft plus één". Daar is niets mis mee als andere middelen om een beslissing te nemen, falen. Als er geen concensus bestaat en er toch een beslissing genomen dient te worden, is het democratische maniertje een handige manier om snel door te stoten.

Problematisch wordt het als democratie wordt verheven tot "een zedelijk goed in zichzelf", verweven met dat andere "zedelijk goed in zichzelf": de Staat. Dit laatste zien we nu gebeuren in de moderne democratieën: het democratische proces wordt een legitimatie op zichzelf. De moraal is het product van een democratisch proces dat is ingebed in een publiek debat. Met andere woorden: de volgorde wordt omgedraaid.

In plaats van dat er eerst een orde is van waarden, rechten, instituties en gemeenschapsvormen en het democratische middel slechts daar wordt toegepast waar het geen kwaad kan, maar zelfs nuttig kan zijn, is de volgorde nu omgedraaid. Het democratisch proces bepaalt de rechten, de vrijheden en haar inhoud, de waarden en de institutionele en communautaire vormgeving van de samenleving. En dat nu is een uiterst kwalijke zaak.

Want daarmee verlaat de democratie het terrein van de beproefde werkelijkheid en begeeft ze zich op het terrein van de illusie. De illusie om door middel van macht een maatschappelijke orde te bewerkstelligen en de illusie dat macht de legitimiteit verschaft om de menselijke persoon om te kneden naar de nieuwe maatschappelijke orde, creëert weliswaar een maatschappij die zelf in en bij deze illusie leeft - men aanvaardt namelijk de macht als legitimatiegrond -, maar leeft ondertussen in een kunstmatige omgeving die van binnenuit klopt en sterk lijkt, maar van buitenaf illusionair en zwak is.

Pat Buchanans gronden van weerbaarheid

De vraagstelling rond de weerbaarheid van de democratie fixeert op de zogenaamde werkelijkheid van de democratie, maar verzwijgt categorisch - als we de discussie mee in aanmerking nemen - de werkelijke weerbaarheidsfactoren. Patrick Buchanan noemt enkele van deze weerbaarheidsfactoren in zijn nieuwste boek State of Emergency: taal, geloof, etniciteit, cultuur, grond en geheugen (memory) [2].

Buchanan poneert de ingrediënten van het volgens hem noodzakelijk patriottisme, tegenover de moderne tendens van progressieve liberalen en neoconservatieven, om de natie - i.c. de Amerikaanse natie - te laten bepalen door "creed" - een idee of ideologie. De idee van de natie zou dan verwoord zijn in zaken als "Grondwet", "democratie", en "gelijkheid". Buchanan zet in bij datgene dat "pre-constitutioneel is. Buchanan grijpt daarom terug op de "unwritten constitution": "America existed in the hearts of the people. The Constitution did not create the nation; the nation adopted the Constitution." Wat was deze "natie"? Buchanan: "... a particular nation and (to) kinfolk with whom they shared ties of blood, soil, and memory". Zoals Samuel Huntington zegt in zijn boek Who Are We?: "America is a founded society created by seventeenth- and eighteenth-century settlers, alomost all of whom came from the British Isles. ... They initially defined America in terms of race, ethnicity, culture, and most importantly religion.". De natie wordt dus bepaald door zaken die dieper en verder reiken dan abstracte idealen als democratie en gelijkheid: zaken als afkomst, geloof, grond en taal.

Deze zaken zijn de werkelijke constitutuerende factoren die een natie vormen en bepalen, niet de geschreven grondwet of de democratische idealen. Voor de democratie is er de natie. En voor de natie is er de cultuur en de natuur die de natie bepalen; en die daarin de politiek c.q. de democratie dienen te bepalen. Buchanan noemt verschillende voorbeelden van staatslieden van staten die weliswaar met de mond beleden dat hun land een "nation of creed" was en niet van "race and ancestry" (F.D. Roosevelt), maar die als het er op aan kwam hun eigen "creed" loochenden en om de natie te redden grepen naar nationalisme, geloof, patriottisme en cultuur.

In 1942 interneerde Roosevelt vele Amerikanen van Japanse afkomst, ongeacht zijn eigen woorden. Toen Duitsland het communistische Rusland van Stalin binnenviel, greep Rusland terug op "Moedertje Rusland" en zelfs naar het Orthodoxe geloof; priesters die enkele jaren daarvoor nog massaal werden afgeslacht, zegenden toen opeens de "Grote Patriottische Oorlog". Hetzelfde valt te zeggen van Frankrijk dat zich presenteert als de ergenaam van Revolutie en Verlichting, waarvan Buchanan treffend zegt: "If the French cease to be the dominant tribe, adherence to Englightenment ideas will nog save France".

Over het hedendaagse Amerika zegt Buchanan: "Should America lose her ethnic-cultural core and become a nation of nations, America will not survive. For nowhere on this earth can one find multicultural, multiethnic, multilingual nation that is not at risk. Democracy is not enough. Equality is not enough. Free markets are not enough - to hold a people together. Without patriotism, a love of a country and countrymen not for what they believe of profess but for who they are." En Buchanan citeert aansluitend hierop Arthur M. Schlesinger Jr.: "Things fall apart; the centre cannot hold."

Democratie als leugen

Wie de recente Amerikaanse politiek heeft gevolgd, weet hoe waar de constaterigen van Buchanan zijn. Net als de Fransen, Franklin Delano Roosevelt en Stalin zagen ok de neoconservatieven van de Bush-administration in dat hun ideologische programma niet voldoende was en is om het Amerikaanse volk warm te krijgen voor een oorlog en hun zonen hiervoor op te offeren [3]. Ook de neoconservatieven weten dat mensen niet bereid zijn hun levens te offeren voor democratie en vrije markt - to make the world safe for democracy. Het grijpen naar leugens en halve waarheden moest een sfeer oproepen van een levensbedreigde natie die daarom in moest grijpen in Irak. Zelfs de mensenrechten van miljoenen Irakezen, en de dood van twee miljoen van hen, was namelijk geen (!) grond voor Amerikaanse en Britse jongens hun eigen levens op te offeren. Democratie, mensenrechten en vrije markt moeten het namelijk altijd afleggen tegenover lijfsbehoud, patriottisme en de verdediging van bloedverwanten en eigen grond.

De machthebbers van de Verenigde Staten en van andere landen wisten het, en maakten (en maken) dan ook misbruik van de werkelijke gronden voor weerbaarheid door de werkelijke motieven - die van Verlichting, democratie en vooruitgang - te vervangen door die van patriottisme, geloof en verdediging van grond en bloedverwanten.

Eenzelfde voosheid is er te bespeuren bij hen die de Amerikaanse oorlog in Irak ondersteunen omdat Amerika de hoeder is van de waarden van de Verlichting en de democratie. Deze geluiden zijn menigmaal te horen uit de mond van de vertrokken Hirsi Ali, Sylvain Ephimenco in Trouw, Michiel Mans op HetVrijeVolk en Leon de Winter in Elsevier. Ook wijlen Theo van Gogh had er een handje van. De strijd voor een seculiere liberale staat in het Midden-Oosten is volgens hen een prijzenswaardige strijd, want een strijd tegen een achterlijke, religieuze en orthodoxe dreiging. Dat het vooral Amerikanen zijn die deze oorlog vechten, maakt hen ogenschijnlijk tot bondgenoten van dit land, maar schijn bedriegt. Amerika is een door en door religieus land waarvan de militairen zo mogelijk nog religieuzer (orthodox christelijker) zijn dan hun gemiddelde landgenoot.

Het vreemde is nu dat men Amerika prijst om de oorlog en de offers die men brengt, maar dat men hen die werkelijk vecht en offert - de veelal religieuze Amerikanen hartgrondig haat. Men verafschuwt het fundamentalistische Amerika, dat bereid is te vechten. Maar men is bereid om er als parasieten van te profiteren. En daarmee is ook iets merkwaardigs aan de hand. Onder het Nazisme werden tal van bevolkingsgroepen als parasieten bestempeld die weggevaagd dienden te worden. Genoemde scribenten leven nu open en bloot als parasiet op het bloed van christelijke en joodse Amerikanen en Israëli's om deze later bij het slagen van hun missie weer af te danken en op de vuilnisbelt van de geschiedenis te zetten; de "bruinhemden" hebben dus ook hun lesje geleerd.

De leugens omtrent de werkelijke motieven bij de neoconservatieven, de haat tegen de werkelijke motieven bij de libertijnse dwepers met het Amerikaanse beleid - het geeft aan in hoeverre de moderne democratische mens leeft in een schijnwereld van leugen, haat en bedrog. Men heeft de mond vol van democratie en gelijkheid, maar ondertussen gelooft men niet dat deze begrippen ons kunnen redden - en moet men zoals de neocons in Amerika grijpen naar leugens - en is men niet bereid ook maar iets te over te hebben om deze begrippen te redden - zoals onze libertijnse columnisten met hun seculiere missie.

Democratie is niet genoeg

Het verzwijgen - en zelfs misbruiken - van de werkelijke gronden voor weerbaarheid is een constante in de democratische politiek. De voorbeelden tuimelen over elkaar heen voor wie de krant openslaat. Donner kon dan wel zo mooi democratisch en theoretisch doorredeneren en zijn hoop in het democratisch proces voorop stellen, ondertussen bleek dat veel Nederlanders niet zo'n sterk geloof in het democratisch proces hadden als Donner het had. En zelfs Donner zag zich genoodzaakt bij te draaien. Democratie is één ding - maar het is niet genoeg.

Dit tekort van de democratie werd nog eens versterkt door drie acties die (toevalligerwijze?) op hetzelfde moment plaatsvonden als de discussie rond de uitspraken van Donner: ten eerste het aannemen van een wetsvoorstel door de Tweede Kamer dat de corrigerende tik van ouders verbiedt [4]; ten tweede de presentatie van het Manifest van kunstenaars voor de vrijheid van meningsuiting [5]; en ten derde het voorstel van het CDA om staatsgevaarlijke partijen te verbieden [6].

Alledrie de gebeurtenissen illustreren het feit dat de democratie bezig is schromelijk tekort te schieten. Op de één of andere manier blijkt er iets te zijn verdwenen dat onze democratie weerbaar maakte en daar niet mee samenviel; want dat wat ons weerbaar maakte, is er niet meer, maar de democratie is er nog wel. Het gevolg van het verdwijnen van het extra-democratische dat ons sterk maakte is niet dat men op zoek gaat naar het verloren gegane extra- of pre-democratische, maar dat men ondertussen de democratie zèlf dicht timmert.

Men probeert alle mogelijke zwakke pleken van een democratie dicht te timmeren door bijvoorbeeld potentieel gevaarlijke partijen - gevaarlijk voor het democratische systeem - te kunnen verbieden. Deze pogingen zijn van verschillende aard. Recente pogingen zijn onder meer de presentatie van het manifest De vrijheid van meningsuiting is net zo ononderhandelbaar als de gelijkheid dat is opgesteld door filmmaker Eddy Terstall en de cabaretiers Hans Teeuwen en Diederik Ebbinge. De doelstelling van het manifest is het rechts op godslastering en het beledigen van godsdienstige groeperingen. De absolute vrijheid die het manifest voorstaat is dus verbonden aan de abolute onvrijheid anders te denken over gelijkheid van alles en iedereen en de absolute politiek-maatschappelijke plicht alle restanten van oude voorkeuren en tradities terzijde te stellen. De politiekcorrecte lafheid spreekt alleen al hier uit: men zal nooit het absolute recht opeisen om antidemocratisch te mogen zijn, voor geweld, tegen de rechtsstaat, etc. Het manifest is de keerzijde van een dichtgetimmerde democratie waarin het systeem zelf nooit en te nimmer ter discussie dient te staan.

Een andere soortelijke poging kwam uit een geheel andere hoek: het voorstel van het CDA om staatsgevaarlijke partijen aan te pakken. Dit voorstel, dat werd ondersteund door partijen als de SGP en de PVV, wil de mogelijkheid creëren om partijen die principes hanteren die onverenigbaar zijn met de democratische rechtsstaat te verbieden, zoals sharia-partijen en neo-fascistische partijen. Volgens het CDA is er in onze samenleving geen plaats voor partijen waarvan de ideeën onvermijdelijk leiden tot strafbare feiten of ertoe leiden dat onze democratische rechtsorde terzijde wordt geschoven.

Een voorbeeld van andere aard is het verbod op "de pedagogische tik". Door dit verbod probeert de overheid haar geweldsmonopolie zo absoluut te maken zodat het ouderlijk tuchtrecht er aan moet geloven: zelfs een eenvoudige tik op de billen van je ongehoorzame kind mag straks niet meer. Met name dit laatste punt is exemplarisch voor wat er gaande is. Door het schrappen van het ouderlijk tuchtrecht wordt het laatste restje burgerlijke rechtshandhaving afgeschaft. Het ideaaltype van de geweldsloze mens is fundamenteel weerloos ten aanzien van een staat en ten aanzien van zijn vijanden.

De aanval van de democratie op de ziel van de mens

Door het schrappen van het ouderlijk tuchtrecht laat de democratie zien dat haar einddoel de weerloze en overgeleverde ziel is van elk mens. De mens die vreemd is van elke vorm van geweld, maar wel voortdurend wordt geconfronteerd met de latente machts- en geweldsexpositie van de democratische rechtsstaat raakt door en door murw geslagen. Waar het ouderlijk tucht de ziel van een kind vertrouwd raakt met een ingeslepen rechtsbesef en tegelijkertijd oefent in de soms noodzakelijke werkelijkheid van het geweld om het recht te handhaven, is de boodschap van de overheid deze: onder elke omstandigheid, zelfs die van de totale rechtsverkrachting, dient de burger zich ten allen tijde te onderwerpen aan een almachtige staat die het absolute geweldsmonopolie bezit.

Behalve het feit dat het elimineren van elke potentiële opstand ook een eliminatie van het recht van opstand betekent en daarmee een directe aanval is op de ontstaanswijze van onze natie in de zestiende eeuw, is het schrappen van het ouderlijk tuchtrecht een regelrechte aanval op de predemocratische werkelijkheid die aan elke democratie vooraf gaat. Deze predemocratische werkelijkheid gaat namelijk uit de familie die zelf recht spreekt en orde handhaaft zonder bemoeienis van een staatsmacht.

Net als elke vitale institutie, houdt het instituut "familie" van nature zichzelf in stand. De kracht en de weerbaarheid van de instituties is hierin gelegen dat men zelf in staat is voor zichzelf op te komen en het gemene goed te verdedigen. Democratie is een directe aanval op deze notie. De democratie keert de rug naar de instituties door het vormen van een cultuur van afhankelijkheid. Alle factoren die een mens sterk maken, en hem eventueel bereid maken ervoor te offeren, plaatst een democratie buiten haar centrum. Familie, kerk, wapenbezit, gemeenschap, huwelijk, grondbezit, bloedband - alle zaken die ooit het sterke fundament van onze maatschappij vormden, worden door de moderne democratische rechtsstaat ontmanteld en/of buiten werking gesteld.

De democratie minimaliseert als het ware de weerbare maatschappij, maar daarentegen maximaliseert de democratie zichzelf. Door uit te gaan van de generale volkswil annexeert ze per definitie elke persoonlijke verantwoordelijkheid met de mogelijkheid deze op te heffen en buiten werking te stellen. De generale volkswil bepaalt dat democratisch genomen besluiten door het volk zijn genomen, en dus door iedereen worden gedragen en derhalve door iedereen gehoorzaamd dienen te worden. De democratie maakt elk mens medeverantwoordelijk voor elk potentieel immoreel besluit; de morele zuiverheid van de ziel wordt door de democratie per definitie buiten werking gesteld. Dat de innerlijke weerbaarheid van de mens hierdoor op losse schroeven komt te staan, interesseert de democraten niet. De democratie verdraagt geen sterke burgers met sterke zekerheden en rechten. De discussie rond de grondrechten laat zien dat zelfs deze "onvervreemdbare" rechten "in beweging" zijn - op zichzelf al een contradictio in terminis.

A Republic, not a Democracy

Is er een alternatief voorhanden voor de democratie? We hebben verschillende malen verwezen naar de Amerikaanse situatie en naar de grondwet - the Constitution - van dit land. Het is opmerkelijk dat de opstellers van deze Constitution zich ook over de vraag hebben gebogen: een democratie of een republiek. De Founding Fathers kozen toen bewust voor de republiek en tegen de democratie omdat deze laatste regeringsvorm op den duur altijd tot tirannie zou leiden. Van alles haalde men uit de kast om maar te ontkomen aan de tirannie van "de helft plus één" en een dictatuur van de massa. Door middel van scheiding der machten, een stelsel van kiesmannen, de "State Rights", enz. enz. ontwikkelden zij een systeem dat radicale en directe democratie zou voorkomen en zodoende de vrijheden van de burger zou waarborgen. Met "A Republic, not a Democracy" is Amerika - meer dan Europa - in staat gebleken de weerbare en sterke burger te handhaven, ondanks de vloedgolf van democratie, modernisme en massacultuur die - net als over Europa - ook over dit land heen is gespoeld.

Maar voor de machthebbers in Europa heeft de weerloze, immorele, eigenschapsloze, offerloze democratische mens teveel voordelen om los te laten. Weerloze, onverschillige mensen zijn ongevaarlijke mensen voor de gevestigde orde. Ze slikken alles, consumeren alles en lopen in de pas van elke verandering. Het werkt uitstekend. Totdat er externe dreigingen optreden: dreigingen vanuit de echte, harde werkelijkheid waarin mensen zich moeten weren en naties weerbaar moeten zijn om te overleven. Dan blijkt hoe door en door ziek het democratisch systeem is. Ze keert zich dan namelijk niet in de eerste plaats tegen de werkelijke vijanden, maar tegen de eigen burgers. Dreiging veroorzaakt onrust en onrust veroorzaakt de dreiging van weerbare (of om weerbaarheid roepende) burgers. Onvervreemdbare grondrechten blijken dan opeens niet meer te bestaan. Oude instituties en waarden dienen dan opeens in versneld tempo opgeruimd te worden. Elke vorm van weerbaarheid moet uit het besef van elke burger gewist te worden, tot en met de simpele pedagogische tik.

De Britse staatsman Winston Churchill zei eens: "It has been said that democracy is the worst form of government except all the others that have been tried." De geschiedenis heeft laten zien dat Churchill maar deels gelijk had. Veel regeringsvormen zijn slecht gebleken, maar de democratie doet er ondertussen niet meer voor onder. Wie de geschiedenis van Engeland na de Tweede Wereldoorlog ziet, ziet een geschiedenis van een land in verval. Die ziet Churchill op decadente wijze zijn levensdagen slijten aan de Franse Rivièra met cocktails en die ziet in onze dagen een moraal vervallen maatschappij die op instorten staat. De democratie heeft het niet gered. En we moeten zelfs concluderen: het was en is nooit de democratie geweest die het Westen sterk en weerbaar maakte. Het was iets anders. Het was iets wat een land als Amerika (nog wel) in staat stelt om te vechten, maar ons niet.

Een onderzoek naar de weerbaarheid van de democratie zal zich dus op dit "andere" moeten richten: de instituties, de onvervreemdbare rechten (en plichten), de rol van het geloof, van de bloedverwantschap, de taal en traditie, de eigen grond, de weerplicht van de burger, etc. Zo'n onderzoek zou moeten concluderen dat de democratie de pre- en extrademocratische werkelijkheid heeft verwaarloosd en zelfs heeft afgebroken. De alternatieven zijn voorhanden. Het belangrijkste is de republiek. Een land als de Verenigde Staten laat zien dat een republiek, meer dan een democratie, in staat is geweest de extra- en predemocratische elementen te bewaren: familie, grond, bezit, wapenbezit, etc. Maar een land als de Verenigde Staten laat ook zien dat zelfs door - bij machte van - democratische mechanismen deze oude, beproefde en sterke basis wordt vernield. En dat er uiteindelijk (neoconservatieve) machthebbers gekozen kunnen worden die door misbruik te maken van de oude waarden mensenlevens verspillen aan een democratisch experiment aan de andere kant van de wereld.

Hoeveel mensenlevens moet de democratie nog kosten voor we in de gaten krijgen hoe voos dit systeem eigenlijk is? En hoeveel vrijheden en rechten moeten er sneuvelen voordat we te laat constateren dat we zitten opgescheept met een weerloze burger? De fundamentele weerloosheid van de democratie maakt van elke democratische staat een failed state; d.i. een staat die niet in staat is om voor de primaire veiligheid van de eigen burgers te zorgen. En dat is logisch. Want alles wat voor veiligheid zorgt is per definitie niet democratisch. En wie daar democratie op los laat, vernietigt vroeg of laat elk restje weerbaarheid. En dat is vervelend. Want daar bevinden u en ik ons straks middenin.

Noten
[1] Weerbaarheid democratie onderzoeken in Algemeen Dagblad d.d. 14/09/2006.
[2] Patrick J. Buchanan, State of Emergency - The Third World Invasion and Conquest of America, New York, NY, 2006.
[3]Zie voor een kritische analyse van de neoconservatieve agenda het belangwekkende essay van Claes G. Ryn: Leo Strauss and History: The Philosopher as Conspirator in Humanitas Vol. XVIII, Nos. 1 & 2, p. 55.
[4] "Ook een pedagogische tik op de billen mag straks niet meer": in Trouw d.d. 14/09/2006.
[5] "Manifest van kunstenaars voor vrijheid van meningsuiting": in Trouw d.d. 14/09/2006.
[6] CDA wil verbod op shariapartij en pedopartij op nu.nl d.d. 14/09/2006.

Erik van Goor

Bron: Open Orthodoxie

CARL SCHMITT door Tom POTOMS op Open Orthodoxie, 19 september 2006.

Van de conservatieve denkers is Carl Schmitt misschien een van de meest omstreden denker. Velen zullen hem dan ook markeren als wegbereider en ideoloog van het nazisme. Anderen kennen de persoon en zijn werk niet zo goed en anderen hebben nog nooit in hun leven van Carl Schmitt gehoord.

Ik zal in dit stuk eerst de persoon en het leven van Carl Schmitt situeren en beschrijven, daarna zal ik overgaan op een begrip dat hij onderschreef, namelijk de zogenaamde “conservatieve revolutie”. Hierna richt ik me op de fictie en feiten over de verhouding tussen Carl Schmitt en het conservatisme, en in het bijzonder die met het nazisme. Wanneer ik over het laatste wat zeg, zal ik tevens een tussenstop in Italië maken.

Leven en werk Carl Schmitt (1888-1985)

Schmitt werd geboren op 11 juli 1888. De datum van 11 juli heeft voor mij als Vlaming een extra toegevoegde waarde, maar goed. De plaats waar hij werd geboren was het Duitse Plettenberg, in Westfalen. Hij studeerde politieke wetenschappen en rechtsleer in de universiteiten van Berlijn, München en Straatsburg. Hij behaalde zijn diploma aan het toen nog (1915) Duitse Straatsburg.

In 1921 werd hij professor aan de universiteit van Greifswald, waar hij zijn eerste belangrijkste essay: Die Diktatur schreef. In Die Diktatur beschrijft hij de toestand van de toenmalige ‘Weimarrepubliek’ en zijn ideeën hieromtrent. In 1919 was hij al in aanraking gekomen met de chaos en anarchie dat het uiteenvallen van het Duitse keizerrijk na de Eerste Wereldoorlog impliceerde. Toen was hij tijdelijk als staatsambtenaar in München actief, toen juist de communistische staatsgreep in Beieren en München plaatsvond, die uitmondde in de zgn. ‘Rätterrepubliek’. Revolutionaire volksbendes bestormden omliggende kantoren en gebouwen en schoten willekeurig officieren, juristen en ambtenaren neer. Carl Schmitt overleefde het, maar het liet toch een serieuze angst voor verzwakking in orde en ‘rule of law and order’ bij.

Schmitt maakt in het essay begrip van een “legale en wettelijke dictatuur, zoals hij zag bij de dictators in Rome, en verschillend van "de autoritaire dictatuursvorm". Als jurist verdedigde hij maar al te vaak, ook in dit werk, artikel 48 van de nieuwe Weimarrepubliek. In artikel 48 staat namelijk dat de president in tijden van instabiliteit en incohensie in de politieke organen, zelf decreten zonder de legislatieve tak mag goedkeuren en laten uitvoeren.

In 1922 werkte hij aan de universiteit van Bonn als universitair medewerker; hier publiceerde hij een tweede belangrijk essay: Politische Theologie. Wie in dit werk een uitgebreide theologische en filosofische behandeling verwacht, komt verraden uit. Schmnitt geeft namelijk in de eerste plaats vooral een uitgebreide behandeling van de Franse contra-revolutionaire schrijvers, zoals Louis De Bonald, Joseph De maistre en de Spanjaard Donoso Cortés. Een jaar later komt hij met zijn Die geistesgeschichtliche Lage des heutigen Parlamentarismus waarin hij een duidelijk pessimistische instelling t.o.v. de partijpolitieke democratie weergaf. Hij beargumenteerde dat een parlementaire democratie staat of valt met rationeel denken, en dat in realiteit de uitgevoerde democratie vaak wordt bevochten op irrationele elementen, en vaak met onredelijke akkoorden, afgesloten in “rokerige ruimten, met sigaar en pint”.

Vrijheid is in zijn visie enkel en alleen mogelijk via christelijke, in zijn ogen, katholieke wegen en een christelijk-katholieke moraal. Vrijheid kan niet door politici of door democratie verkregen worden, zoals hij zei: "Bei politischer Scheingleichheit muss ein anderes Gebiet, auf welchem die substanziellen ungleichheitensich dann durchsetzen, heute z.B das Ökonomische, die Politik beherrschen."

Speciaal in zijn essay is ook zijn strikte scheiding van de ideeën van het liberalisme(scheiding der machten) en democratie in de zin van een natuurrechterlijke democratie, waar gehoorzaamheid en standen toch bestaan, en nog eens verwijst hij naar het voorbeeld van de Romeinse Republiek, waar een aantal geclassificeerde personen de macht uitvoeren en de andere groepen gehoorzamen, een soort van ‘balances of standing’ (evenwicht der standen).

En weer bleef Schmitt bij verschillende universiteiten de revue passeren, eerst, in 1926, werd hij professor rechtsleer bij de Hochschule für Politik in Berlijn en in 1932 was hij in Cologne aan het lesgeven.

"Het begrip politiek"

In deze stad – Keulen - werd zijn belangrijkste werk “Der Begriff des Politischen”(het begrip politiek) gepubliceerd. In dit werk geeft hij zijn anti-liberale en anti-modernistische opstelling een nog radicalere toon. Hij kan in dit werk zelfs de meest hedendaagse en dus met een sterk liberaal-modernistische overtuiging, doen twijfelen aan de morele basis van de democratische denkbeelden. Schmitt heeft het in dit werk ook niet alleen maar over het liberalisme als vijand, maar de gehele modernistische opvatting. Hij geeft de staat een aantal taken en benoemt deze ‘het politieke’; het is vergelijkbaar met wat de kerken van autoriteit op vlak van religie.

In het boek geeft hij een weergave van hoe hij denkt dat de geschiedenis in zijn werk gaat, onder andere door zijn theorie van de “opeenvolging der tijdperken en kerngebieden”, in de middeleeuwen ligt de nadruk op de theologie (sofisme); de moderne maatschappij is dan overgegaan op de metafysisca en dan, in de 19de en 20ste eeuw, krijgen we een rare combinatie van romantiek-esthetiek en een economisch-technische tendens. Het is in deze laatste overgang dat Schmitt de negatieve kanten van de moderne maatschappij beschouwt:

"Want de weg van het metafysische en morele naar het economische gaat over het esthetische, en via de nog zo sublieme esthetische consumptie en het nog zo esthetische genot loopt de zekerste en gemakkelijkste weg naar de algemene economisering van het geestelijke leven, en naar een mentaliteit die productie en consumptie als de centrale categorieën van het menselijke leven beschouwt."

Een ander argument tegen de moderne maatschappij en de liberale democratie is dat deze twee principes: een politieke democratie en de verlichtingsideologieën helemaal vanuit een andere grondslag werken en functioneren, politiek is in essentie het streven naar collectieve gemene goed, terwijl de verlichting uitgaat van een individuele wil. In zijn gedachtegang kan een liberale geest op een zuivere politiek alleen maar geminimaliseerd worden tot een strijd tussen economische en technische factoren. Uiteindelijk leiden deze discussies volgens hem tot een ‘gepalaver’ en daardoor heeft niemand nog de moed of de wil om op te komen en te sterven voor het ideaal van ‘de politiek’.

Een belangrijk gegeven in het werk van Schmitt is zeker ook zijn verhouding met de denkwijze van Thomas Hobbes, die bekend is geworden vanwege zijn denkwijze van een seculiere staat waarin de staat de vrede en orde absoluut moet controleren. Schmitt en Hobbes staan op dezelfde lijn wat betreft hun idee van ‘de politiek’. En dat is dat het allemaal te maken heeft met de ‘natuurtoestand’ (de ‘status naturalis’). Maar in het erkennen van de politiek als reflectie van de natuurtoestand duikt al een eerste verschil tussen Hobbes en Schmitt op. Hobbes beschouwt de politiek als een noodzakelijk instrument om die natuurtoestand, wat hij beschouwt als een eeuwigdurende strijd tussen individuen, te bestrijden. Bij Schmitt gaat het om een vriend-vijand-distinctie die exclusief verwijst naar kleine gemeenschappen. Bij Hobbes staat een staat voor het bedwingen van dood en strijd omwille van het beschermen van individuen, terwijl bij Schmitt de ware aard van politiek en de essentie van een politiek doel juist is dat mensen er voor willen vechten en strijden. En indien dat niet zo is betekend dat, volgens Schmitt, dat het politieke systeem geen vertrouwen heeft. En als dat gebeurt heeft politiek geen zin meer, want dan gaat men over naar de meest extreme anti-politieke stellingnames.

Het vriend-vijand-principe van Schmitt is het kenmerk van zijn gedachtegoed, zoals hij zei: "en als dus zelfs de eventualiteit van een onderscheiding van vriend en vijand ophoudt te bestaan, dan is er alleen nog politiek-vrije wereldbeschouwing, cultuur, beschaving, economie, moraal, recht, kunst, amusement, enzovoort, maar geen politiek en geen staat meer."

Als we deze woorden lezen lijken ze veel actueler en belangrijker dan dat het toen geschreven en gepubliceerd werd. Het visionaire in zijn denken is voor mij echt fantastisch en spreekt mij het meeste aan zijn werk. Schmitt verafschuwt dus duidelijk een wereld die zich oriënteert op het amusement en die voortdurend geneigd is om elk conflict te neutraliseren. Deze gedachtegang vinden we ook bij Edmund Burke terug, en in grote mate is het werk van Schmitt, zeker zijn interpretatie van genot en pijn, sterk beïnvloedt door de grote visionair en boegbeeld van elke moderne conservatief, namelijk Edmund Burke.

Conservatieve revolutie

Ondertussen groeide de inpopulariteit van het Weimar-regime en groeide de bewegingen op de extremen van de politiek-ideologische as. Een groepje Duitse intellectuelen begon zich meer en meer te radicaliseren en af te zetten tegen het politieke bewind. De filosoof Armin Mohler verzamelde een heterogene coalitie van nationalisten, anti-verlichtingsdenkers, anti-parlementaristen, monarchisten, en meer rechts-liberale tot conservatieve intellectuelen.

Een echt programma hadden de conservatieve revolutionairen niet en in feite was het maar een mooie verzamelnaam voor een grote groep van sterk uiteenlopende karakters en afkomsten en bovenal ideeën. Het belangrijkste wat hun bijeenbracht was hun afkeer voor het Weimarregime, maar waarom of wat er in de plaats gebracht moest worden, waren ze het allemaal niet eens. Sommigen die onder de brede noemer geplaatst werden, zoals Stefan George, waren dichter, anderen, zoals de elitaristisch-nihilistische Ernst Jünger, waren schrijver. En weer anderen waren militairen, filosofen, arbeiders, enzovoort.

Men zegt vaak dat deze conservatieve revolutionaire denkers wegbereiders waren van het nazisme, maar dan komt rechtsstreeks de vraag: wat is nazisme en fascisme? In Italië is het fascisme ontstaan uit een uiteenlopende groep van Italiaanse intellectuelen, arbeiders en militairen die vanwege de economisch slechte toestand een manier zochten om beter te worden; aanvankelijk waren de toplui van het fascisme (o.a. Mussolini zelf) socialistisch, zelfs marxistisch ingesteld, maar uit ongenoegen van de socialistische partij stapten ze eruit en richten ze, onder leiding van Mussolini een nieuwe fascistische partij op. Naast oud-socialisten kwamen er ook conservatieven, liberalen en nationalisten bij, dit werd het begin van het fascisme in Italië.

In Duitsland kan men ook het nazisme als een brede waaier beschouwen, vele toplui uit de NSDAP waren afkomstig uit linkse hoek, of zeer apolitieke hoek, meestal ging het om gefrustreerde mensen die iets wilden doen om hun leven te verbeteren. Economisch gezien waren de nazi’s ook enorm uitgebreid in stellingname; sommigen waren laissez-faire kapitalistisch, anderen corporatistisch ingesteld. Veel conservatieven zagen in de NSDAP een schuilhaven om toch iets te kunnen doen, zo werkten vele monarchisten mee met de nazi’s, terwijl de meeste lieden uit de nazi-top absoluut republikeins waren ingesteld.

Conservatieven werden misleid en verleid door de nazi’s, en sommige prachtige boeken, zoals Het Spinnenweb, van de vroegere conservatieve Oostenrijkse schrijver Joseph Roth geven dit goed weer. Later zouden de meeste conservatieve denkers toch tot inzicht komen, en werden de meesten anti-nazistisch, en werden ze een kern van het Duitse verzet tegen Hitler en de nazi’s, onder andere Carl Friedrich Goerdeler, Poppitz, Von Beck, Olbricht en natuurlijk Stauffenberg werden de vertegenwoordigers en uitvoerders van de anti-nazistische staatsgrepen, vooral bekend is de aanslag op 20 juli 1944.

Carl Schmitt werd ook verleid door de nazi-beweging en werd lid in 1933, toen hij in Berlijn doceerde, en toen de nazi’s aan de macht kwamen. Ook bezag hij aanvankelijk Hitler als zijn gedroomde ‘Romeins-legalistische’ dictator, en zo verdedigde hij ook, in zijn positie van jurist, de houding van Hitler met betrekking tot de interne putsch binnen de nazi-beweging op de ‘nacht der lange messen’(1934). Schmitt begon zich meer en meer te radicaliseren, en stelde zich voor als een harde anti-semitisch denker, later werd hij echter door een publicatie van een SS-blad in een slecht daglicht geplaatst omdat hij een opportunist, en bovenal, een katholiek was; hij verloor zijn publiekelijke functies, maar bleef toch nog professor aan de universiteit van Berlijn.

In 1945, op het einde van de Tweede Wereldoorlog werd hij door Amerikaanse troepen gevangen genomen en weggevoerd naar een interneringskamp, waar hij tot 1946 bleef. Hierna keerde hij terug naar zijn geboortestad Plettenberg. Hij werd later wat vergeten en was zijn positie in de intellectuele top van toen wat kwijt gespeelt, toch bleef hij in de jaren ’50 onderzoek doen en doceren rond internationaal recht, en hij ontving verschillende persoonlijkheden uit de Duitse en buitenlandse intelligentsia. Op 7 april 1985 overleed Carl Schmitt.

Besluit en conclusie

Carl Schmitt staat nog steeds bekend als een van de meest controversiële denkers in de geschiedenis, vooral met betrekking tot zijn verhouding met het nazisme. Voor conservatieven is hij een beetje een vergeten persoonlijkheid, en velen zijn hem totaal vergeten; in zijn denken vinden moderne conservatieven, en ik spreek voor mezelf, veel inspirerende dingen, die ook een Burkeaans tintje hebben, vooral met betrekking tot zijn denkwijze rond pijn en genot.

Anderzijds vind je als conservatief ook heel wat totalitaire trekjes in zijn denken, het feit dat hij, ondanks hij het niet eens is met Hobbes, maar toch door deze denker werd gefascineerd, zegt al genoeg. Zijn theorie van natuurtoestand heeft hij gewoon van Hobbes overgenomen en dan een wat conservatievere cultuurkritiek bij geplaatst, maar toch blijft ook hij draaien in een modernistisch discours en kan hij niet echt raken aan de fundamenten van het modernisme.

Carl Schmitt is niet anti-revolutionair, maar contrarevolutionair, en dat is wel degelijk een verschil, Burkeaanse conservatieven en traditionele conservatieven zijn sowieso tegen een revolutie, omdat dat de maatschappij nooit goed kan doen, vanwege de feilbaarheid van de kennis en ratio van de mens. Contrarevolutionairen slagen er vaak niet in om de basis van revoluties te bestrijden. Ze slagen er niet in om de fundamenten waarop het is gebouwd neer te halen, en reageren nogal machiavellistisch als ze zelf gebruik willen maken van de modernistische uitvoeringen en middelen zoals revoluties, radicale omwentelingen. En daar zijn anti-revolutionairen sterk bevreesd voor. Want een revolutie in de ene of andere zin is, in analogie met Edmund Burke, nooit goed voor een ‘civil society’.

Een conservatieve invulling van traditionele entiteiten vind je ook minder sterk bij Schmitt terug, omdat hij als jurist teveel aandacht heeft over de werking van de staat, en daardoor verloor hij zijn grootste vijand, al conservatief, een beetje uit het oog.

Vele zaken in zijn denken zijn echter zeer goed, maar ik ben geen anti-democraat; ik geloof in een democratie. Ik geloof niet in de onfeilbaarheid van dat systeem, zoals Churchill ook al zei: “It has been said that democracy is the worst form of government except all the others that have been tried.” Ik steun hem volledig in zijn bewoording: democratie is de minst slechte vorm, maar zeker niet de beste en perfecte. Die kan trouwens nooit bestaan. Ook Andreas Kinneging legt in zijn boek Geografie van goed en kwaad het falen en de negatieve kanten van een democratie uit, vooral met betrekking tot het meerderheidsprincipe waar onlangs ook minister Donner duidelijk laat zien waar een ultra-democratisch denken gevaarlijk kan zijn.

Tom Potoms
Bron: Open Orthodoxie

zaterdag, september 09, 2006

'Can the West defeat the Islamist threat? Here are ten reasons why not' door David SELBOURNE in TimesOnLine, 9 september 2006.

LET US SUPPOSE, for the sake of argument, that the war declared by al-Qaeda and other Islamists is under way. Let us further suppose that thousands of “terrorist” attacks carried out in Islam’s name during the past decades form part of this war; and that conflicts that have spread to 50 countries and more, taking the lives of millions — including in inter-Muslim blood-shedding — are the outcome of what Osama bin Laden has called “conducting jihad for the sake of Allah”.

If such war is under way, there are ten good reasons why, as things stand, Islam will not be defeated in it.

1) The first is the extent of political division in the non-Muslim world about what is afoot. Some reject outright that there is a war at all; others agree with the assertion by the US President that “the war we fight is the decisive ideological struggle of the 21st century”. Divided counsels have also dictated everything from “dialogue” to the use of nuclear weapons, and from reliance on “public diplomacy” to “taking out Islamic sites”, Mecca included. Adding to this incoherence has been the gulf between those bristling to take the fight to the “terrorist” and those who would impede such a fight, whether from domestic civil libertarian concerns or from rivalrous geopolitical calculation.

2) The second reason why, as things stand, Islam will not be defeated is that the strengths of the world community of Muslims are being underestimated, and the nature of Islam misunderstood. It is neither a “religion of peace” nor a “religion hijacked” or “perverted” by “the few”. Instead, its moral intransigence and revived ardours, its jihadist ethic and the refusal of most diaspora Muslims to “share a common set of values” with non-Muslims are all one, and justified by the Koran itself.

Islam is not even a religion in the conventional sense of the term. It is a transnational political and ethical movement that believes that it holds the solution to mankind’s problems. It therefore holds that it is in mankind’s own interests to be subdued under Islam’s rule. Such belief therefore makes an absurdity of the project to “democratise” Muslim nations in the West’s interests, an inversion that Islam cannot accept and, in its own terms, rightly so. It renders naive, too, the distinction between the military and political wings of Islamic movements; and makes Donald Rumsfeld’s assertion in June 2005 that the insurgents in Iraq “don’t have vision, they’re losers” merely foolish. In this war, if there is a war, the boot is on the other foot.

3) Indeed, the third reason why Islam will not be defeated, as things stand, is the low level of Western leadership, in particular in the United States. During the half-century of the Islamic revival, it has shown itself at sixes and sevens both diplomatically and militarily. It has been without a sense of strategic direction, and been unable to settle upon coherent war plans. It has even lacked the gifts of language to make its purposes plain. Or, as Burke put it in March, 1775, “a great empire and little minds go ill together”. In this war with Islam, if it is a war, the combination bodes defeat.

4) Next is the contribution to the disarray of Western policy-making being made by the egotistical competitiveness, and in some cases hysterics, of “experts” and commentators on Islam. They include hyperventilating Islamophobes as well as academic apologists for the worst that is being done in Islam’s name. On this battleground, with its personalised blogsites to assist self-promotion, many seem to think that their opinions are more important than the issues upon which they are passing judgment; and amid the babel of advisory voices, policy has become increasingly inconsistent.

5) The fifth disablement is to be found in the confusion of “progressives” about the Islamic advance. With their political and moral bearings lost since the defeat of the “socialist project”, many on the Left have only the fag-end of anti-colonial positions on which to take their stand. To attribute the West’s problems to our colonial past contains some truth. But it is again to misunderstand the inner strength of Islam’s revival, which is owed not to victimhood but to advancing confidence in its own belief system.

Moreover, to Islam’s further advantage, it has led most of today’s “progressives” to say little, or even to keep silent, about what would once have been regarded as the reactionary aspects of Islam: its oppressive hostility to dissent, its maltreatment of women, its supremacist hatred of selected out-groups such as Jews and gays, and its readiness to incite and to use extremes of violence against them. Mein Kampf circulates in Arab countries under the title Jihadi.

6) The sixth reason for Islam’s growing strength is the vicarious satisfaction felt by many non-Muslims at America’s reverses. Those who feel such satisfaction could be regarded as Trojan horses, a cavalry whose number is legion and which is growing. For some, their principle — or anti-principle — is that “my enemy’s enemy is my friend”. Others believe their refusal of support for the war with Islam, if there is such a war, is a righteous one. But the consequences are the same: Islam’s advance is being borne along by Muslims and non-Muslims together.

7) The seventh reason lies in the moral poverty of the West’s, and especially America’s, own value system. Doctrines of market freedom, free choice and competition — or “freedom ’n’ liberty” — are no match for the ethics of Islam and Sharia, like them or not. Yet in the “battle for hearts and minds” the US First Cavalry Division saw fit to set up “Operation Adam Smith” in Iraq to teach marketing skills, among other things, to local entrepreneurs. There can be no victory here. Or, as Sheikh Mohammed al-Tabatabi told thousands of worshippers in Baghdad in May 2003: “The West calls for freedom and liberty. Islam rejects such liberty. True liberty is obedience to Allah.”

8) The next indication that Islam’s advance will continue lies in the skilful use being made of the media and of the world wide web in the service both of the “electronic jihad” and the bamboozling of Western opinion by Muslim spokesmen. It is also a political enterprise in which Muslims and non-Muslims can now be found acting together in furthering the reach of Islam’s world view; the help being given by Western producers and broadcasters to al-Jazeera is the most notable instance of it.

9) The ninth factor guaranteeing Islam’s onward march is the West’s dependency on the material resources of Arab and Muslim countries. In April 1917, Woodrow Wilson, recommending to the US Congress an American declaration of war against Germany, could say that “we have no selfish ends to serve”. American levels of consumption make no such statement possible now. The US is, so to speak, over a barrel. It will remain so.

10) Finally, the West is convinced that its notions of technology-driven modernity and market-driven prog- ress are innately superior to the ideals of “backward” Islam. This is an old delusion. In 1899, Winston Churchill asserted that there was “no stronger retrograde force in the world” than Islam. More than a century later, it is fondly believed that sophisticated hardware and Star Wars defences will ensure Western mastery in this war, if it is a war.

But as the Saudi “scholar” Suleiman al-Omar declared in June 2004: “Islam is advancing according to a steady plan. America will be destroyed.” As things stand, given the ten factors set out here, he is more likely to be proved right than wrong.


David Selbourne is the author of The Losing Battle with Islam, which was published in the United States in November last year

Bron: TimesOnLine

donderdag, september 07, 2006

Voor de markt, tegen vermarkting: Een Paleo-Economie door Tom POTOMS op OpenOrthodoxie, 7 september 2006.

Een paleoconservatieve visie op de economie geven, is niet makkelijk. Toch is het nodig. Zonder visie op economie is elke werkelijkheidsbeschouwing onvolledig. Ook die van de paleoconservatief. Paleoconservatieven denken echter niet allemaal hetzelfde over markt en economie. Waarin denken ze anders en waarin hetzelfde? Ikzelf neem Wilhelm Röpke als voorbeeld van een paleoconservatieve econoom waarin de belangrijkste inzichten bij elkaar komen.

Velen weten niet goed wat een paleoconservatief over de economie denkt, is een paleoconservatief een kapitalist of een collectivist? Proberen een paleoconservatief denken op economische thema’s samen te vatten is dan ook niet makkelijk. Want conservatieven zijn anti-utopisch, en aangezien het conservatisme, in tegenstelling tot de verlichtingsideologieën van het liberalisme en socialisme, een breed denkwerk toelaat aan haar ‘volgelingen’.

Voor de markt, tegen vermarkting

In het kader van mijn studie moet ik vaak nadenken over wat de economische bedrijvigheid het beste kan stimuleren. Mijn interpretatie van “stimulering van de economie” is enkel en alleen bedoeld om de markt goed te laten werken. Dat wil nog niet zeggen dat ik dan ook als conservatief denk van “meer!, meer!”. Nee. Mijn economische kennis vertelt mij wat het beste is voor de markt en voor de economie. Maar mijn conservatieve ziel en geest zegt mij dat meer en meer niet altijd goed is. Of zoals een andere Vlaamse conservatief, Matthias Storme, het zegt: “ik ben voor de markt, maar tegen vermarkting.”

Met mijn economische kennis ben ik voor een vlaktaks, lage belastingen, hogere indirecte lasten, een strak monetair en budgetair beleid, vrijhandel, enzovoorts. Maar zijn dat nu dé kenmerkende ideeën van een (paleo-) conservatief? Nee, zeker niet altijd. Daarin ben ik het eens met prof. Storme: “voor de markt, maar tegen de vermarkting”.

Een ander paleoconservatief geluid

De bekendste vertegenwoordiger van het Amerikaans paleoconservatisme, Patrick (Pat) Buchanan, is een echte tegenstander van vrijhandel. Uit cultureel oogpunt moet ik hem, als niet-econoom, gelijk geven. Maar economisch gezien mist zijn visie, mijns inziens, elk doel. Want het alternatief voor vrijhandel, protectionisme, breekt de eigen binnenlandse werkgelegenheid en bedrijfsinvesteringen alleen maar af door hogere binnenlandse prijzen, hogere intrinsieke waardes, en bijgevolg hogere inflatie. Met weer als gevolg hoge interestvoeten, wat er weer voor zorgt dat investeringen uitblijven (investeringen zijn interestgevoelig). Uiteindelijk veroorzaakt protectionisme dus verlies aan werkgelegenheid.

Maar zoals al gezegd, Pat Buchanan is niet de enige paleoconservatieve denker. Vele paleoconservatieven zijn vrijhandelsgezind. Het is dus al te makkelijk – zo niet onmogelijk – om paleoconservatisme zomaar te linken aan protectionisme.

Mijns inziens zijn paleoconservatieven voor de vrije markt. We onderstrepen nog eens de noodzakelijkheid ervan. Tegelijkertijd staan we kritisch ten opzichte van de vermarkting en atomisch- utopische wereldbeeld van het liberalisme die de markt en het hedonistische ‘pursuit of happines’ als het hoogste doel ophemelen. Vandaar is het dus ook moeilijk om bijvoorbeeld om iemand als Paul Cliteur, die daar ook voor staat, een échte conservatief te noemen. Hij is meer een neolibertariër; een verlichtingsfundamentalist met wat neoconservatieve trekjes, maar niet echt een traditioneel conservatisme. (Ik spreek trouwens persoonlijk niet graag van paleo- versus neoconservatisme, eerder van conservatisme versus neoconservatisme.)

Meer lezen »

dinsdag, september 05, 2006

Third World Invasion & Conquest of America by Patrick Buchanan: A Book Review door Frosty WOOLDRIDGE op NewsWithViews.com, 4 september 2006.

Pat Buchanan, former U.S. presidential candidate, stands as the preeminent leader in America’s worst hour of crisis since the Civil War. What is that crisis? Americans wilt under an invasion of the United States by millions of dispossessed migrants from Third World countries. They break all rules by coming to America illegally. With allegiances emotionally divided, Americans allow 12 million high school dropouts from Third World countries–who refuse to speak English– into the mainstream of their fading First World country.


Buchanan explains how social chaos spreads across America. The impacts at every level of American society explode with accelerating consequences by the day. Schools cannot teach America’s kids because Third World children do not speak English, lack educational fundamentals and separate into enclaves of an underclass.

America’s hospitals suffer unpaid services for millions of illegals. In California, 86 hospitals and ER wards bankrupted in the past four years. MS-13 gangs stampede across America. Over $100 billion in drugs cross from Mexico into America annually. Prisons explode with 29 percent convicted illegal alien felons at an annual cost of $1.6 billion.

Meanwhile, the myth that all illegal aliens comprise “nice, hard-working people” continues unchecked as we move toward lower and lower incomes, and erosion of the tax-base required for infrastructure upkeep.

Americans lose jobs to an underpaid 21st century slave class. As America’s working poor stagger to unemployment lines–regular blue collar jobs of every description fall illegally into the hands of uninvited aliens.

Diseases like tuberculosis, hepatitis and leprosy— once extinct in America— returned in the past 15 years because 12 million illegal aliens, many estimates exceed 20 million, didn’t undergo health-screening at the border. Buchanan exposes horrific disease consequences pouring into our hospitals. In North Carolina, one illegal alien suffers from a case of AIDS and tuberculosis. His cost to American taxpayers exceeds $1,600.00 daily. He’s one of 16,000 new cases of TB brought into the United States. Tuberculosis kills two million worldwide annually.

What’s causing this national nightmare?

Whether speaking on television to American citizens or battling oblivious leaders at the highest levels, Pat Buchanan sharpens his mighty quill in his blockbuster book titled: “STATE OF EMERGENCY: THE THIRD WORLD INVASION AND CONQUEST OF AMERICA.”

Buchanan writes, “America has a government too morally flabby to act as Eisenhower did to remove from our national home those who have broken in and have no right to be here. How many American women must be assaulted, how many children molested, how many citizens must die–25 Americans die daily, at the hands of illegal aliens–before our government leaders do their duty?” (Source: U.S. Representative Steve King of Iowa, quoting a recent GAO report to the U.S. Congress.)

With electric clarity, coupled with anguishing facts, Buchanan educates readers to America’s dilemma: “Mexicans retain their language and loyalty to Mexico.”

Buchanan dispels the “Myth of the Indispensable Alien” that does the job that no American would do. When employers pay a living-wage, with reasonable benefits, U.S. citizens work with honor. “What we’re creating,” Buchanan writes, “are two Americas; separate and unequal.” The two largest minorities, American Blacks and alien Hispanics, compete violently amongst themselves and dropout from school with achievement levels three to five grades behind white and Asian students. This causes a polarized society.

Buchanan quotes Dr. Martin Luther King, Jr. who warned, “There is nothing more dangerous than to build a society, with a large segment of people in that society, who feel that they have no stake in it; who feel that they have nothing to lose. People who have a stake in their society, protect that society, but when they don’t ‘own’ it, they want to destroy it.”

While the rich may think it’s safe to live in gated communities in places like Madison, Wisconsin and Loudoun County near our nation’s capital—how acceptable would it be to live an upper middle class life once millions of illegal aliens recreate their squalid surroundings of the Third World imported into America?

Buchanan quotes from Jean Raspail who wrote, “Camp of the Saints” a prophetic novel 30 years ago warning France not to import millions of incompatible cultures and poor people into its heartland. As an armada of desperate immigrants set sail from Calcutta, one of the figures said, “You don’t know my people, the squalor, superstitions, the fatalistic sloth they’ve wallowed in for generations. You don’t know what you’re in for if that fleet of brutes ever lands in your lap. Everything will change in this country of yours. They will swallow you up.”

Case in point, Muslim immigrants grow faster than their French hosts. While they are French citizens, they are not French–but left in a nether world of mixed and incompatible cultures. As Theo Van Gogh and Pim Fortuyn of Holland discovered, when you upset certain Muslim factions, they kill you. When you upset enough of them, as in Paris, France in December, they fire bombed 10,000 cars while rioting for three weeks. Both Spain and the United Kingdom suffered train and subway bombings by citizen immigrants. Welcome to Eurabia!

While Buchanan’s book rivets a reader’s sensibilities, a growing depression and frightening realization pervades any American’s sense of well being. What happens in Europe repeats itself in America.

In the past 40 years, immigration drove the U.S. population from 194 million to 300 million in October 2006. That’s 106 million people added in four decades. Latest predictions show another 100 million by 2040; the Hispanic-Latino illegal-alien cohort doubles every four years. The catastrophic consequences portend irreversible crises and unsolvable problems as to environmental impact, global warming, species extinction, nonrenewable resources, crowding, grid-locked thoroughfares, loss of quality-of-life and downgrading of the American standard of living.

“By 2050 or sooner, America will become a multiracial, multiethnic, multilingual, multicultural conglomerate—a Balkanized 420 million, a Tower of Babel, a replica of the Roman Empire after the Goths and Vandals invaded,” Buchanan said in his sobering Last Chance chapter at the end of the book.

Buchanan understates our growing population dilemma. Demographic experts expect 600 million by 2065, or sooner.

What must be done? Buchanan says America needs a 10 year moratorium on all immigration. It’s our only chance for assimilating those here today. After that, we allow less than 100,000 immigrants annually for a sustainable future for all races, creeds and colors. Other countries and their citizens must solve their own problems. Build a wall along 2,000 miles of the Mexican border. Secure it forever! The $8 billion cost would easily be offset by savings in welfare, health care, education and incarceration of illegal aliens. Stop the 350,000 anchor babies annually. End duel citizenship. Either you’re an American or you are not! Stop all chain migration. Stop the magnet jobs for illegals. Deport? Don’t have to! “Attrition through enforcement” works quickly and easily. Eisenhower did it and so can Bush.

Buchanan ‘sees’ our dilemma. When the rate of immigration exceeds the rate of assimilation—it is a recipe for the breakdown of any civilization. The United States rushes toward a fate similar to Rome, France, England and Holland.

The most sobering ramifications of Buchanan’s book stems from the sheer numbers of immigrants. Name one advantage of adding 100 million people in 34 years to the United States of America.

This book represents the most important book you’ll read in your lifetime. It exposes the future of America if this invasion continues. It illustrates what your children face if you don’t take action. Conviction without action is worthless; conviction coupled with action changes history. Let’s get busy!

Buchanan finished, “In our hearts we know what must be done. We must stop the invasion.”

Frosty Wooldridge

Bron: Patrick J. Buchanan - right from the beginning

zondag, september 03, 2006

De Über-liberale samenleving:Hyper van de hypes door Roland Danckaert op Het Vrije Volk, 2 september 2006.

Hypes zijn in de mode. Deze trend vaart wel bij het aangeboren kuddegedrag der mens. Hypernerveus word ik ervan!

Breng een dansprogramma met BN-ers op televisie en heel Nederland walst door de ballrooms. De danscursussen zijn niet aan te slepen. De vraag is groter dan het aanbod. Heeft de moderne mens dan helemaal geen eigen denkvermogen en geen eigen wil meer? Het lijkt erop van niet. Alles moet worden voorgekauwd en men voelt zich blijkbaar alleen nog veilig op de platgetreden paden der meute. Wat Fred Astaire niet is gelukt, daar is John de Wolf in een paar afleveringen wél in geslaagd: de hele wereld danst (naar de pijpen van de dansers). Nu de sterren op het ijs dansen, zal de massa wel massaal de schaatsen onderbinden in de disco en in de ijshallen…

Tuinkabouter Rob Verlinden is er verantwoordelijk voor dat heel Nederland al jarenlang op zaterdag en zondag in de tuin zwoegt. Er wordt geen genoegen meer genomen met een ordentelijk grasveldje voor het huis, nee, er moet een ingenieus tuinontwerp aan ten grondslag liggen. Dankzij de groene televisiepraatjes van Verlinden zijn de tuincentra als viooltjes uit de grond gerezen en heeft het hele land groene vingers. Vroeger hielden bloemen van mensen, maar nu houden mensen echt van bloemen. Ofschoon, ik zie maar heel weinig mensen echt genieten van hun tuintje.

Het is eerder een schoonheidsrace: wie heeft de mooiste tuin. En dan constateren dat het gras aan de overkant niet alleen groener is, maar ook veel duurzamer. Afmattend hoor, al die grasmatten leggen keer op keer… Plotseling hebben veel tuinmannen zich trouwens bekeerd tot de herenliefde, net als hun grote voorbeeld RV. We doen wat de ander doet, want anders vallen we uit de toon en weten we ons geen raad met onze vrije wil…

Joop van Ellende besmette ons land met het musicalvirus en daar zijn we nog steeds niet van genezen. Alle onderwerpen en alle legendes zijn al eens de leidraad geweest van het muzikaal toneelspel. Straks komt er geheid een musical over Joop zèlf! Het zal wel aan mij liggen, maar al deze hypes zijn totaal niet aan mij besteed. Ik ben geloof ik een alleenstaande Nederlander als het gaat om musicals. Ik heb er ééntje gezien ('Hair' en ik kreeg er inderdaad haaruitval van) en sindsdien weet ik dat ik op de vrijdagavond liever een potje mikado speel met de kinderen. Alleen sta ik daarin, want om mij heen vliegt iedereen naar De Musical. Mensen schijnen thuis tegenwoordig tegen elkaar te zingen in plaats van te praten: het musicalvirus maakt van alle mannen een replica van Ben Cramer en van alle huisdames een kloon van Mariska van Kolck.

Slordig zou het zijn van mij als ik de reiki zou vergeten. Wie nog niet op een reiki-cursus is geweest of geen reikibehandeling heeft ondergaan, hoort er echt niet bij. Het rijk der reikimasters is onbegrensd. Wie een beetje zweverig is aangelegd en geen bron van inkomsten heeft, laat zichzelf inwijden tot reikimaster. Hup, een bordje naast de deur is zo in elkaar geflanst en je mag patiënten gaan genezen met je Japanse energie. Geef mij maar een bordje sushi, daar knap ik veel meer van op. Daarna een portie Japanse sm-porno met stokjes en Rolandje kan weer de hele wereld aan.

Wijn, lieve mensen. Wat een cultus hangt daar ineens omheen! Wijn, de godendrank die we jarenlang hebben ondergewaardeerd. Plotseling praat en doet iedereen over wijn alsof het de kutsap is van de Engel des Levens. Jezus, ik word er niet goed van hoe decadent zelfs de bouwvakker tegenwoordig doet over de wijn die hij heeft geproefd. Het is net alsof Nederland zonder een dagelijks flesje wijn weinig meer in de melk te brokkelen heeft. Waar die wijntik vandaan komt, Joost mag het weten, maar het is een feit dat we nog nooit zo creatief zijn geweest met kurk…

Verre reizen maken, dat 'moeten' we ook al een tijdje. Heb je in Zuid-Afrika nog geen wijncursus gevolgd, dan word je bijkans ons land uitgezet. En elkaar maar overtroeven: vertel je dat je in Canada een wilde beer hebt gezien, gaat een andere pseudo-Boudewijn Büch eroverheen door te melden in Ecuador te zijn opgevreten en naderhand te zijn uitgekotst door een orka. Ook de vakantiebestemmingen zijn onderhevig aan hypes. Lieten de Nederlandse tienermeisjes zich decennia lang aflikken door geile Spaanse beren, tegenwoordig stroomt de studio van 'All you need is love' vol met Turkse jongens die hun Nederlandse vriendin komen opzoeken, om vervolgens door te vliegen naar Zweden, Duitsland, Italië, België, Noorwegen en Engeland om ook daar hun vriendinnetje bij de landelijke Robert ten Brink in de armen te sluiten.

We doen en praten elkaar na alsof we volwaardige imitators zijn. Het wordt ons allemaal kant en klaar door de media voorgeschoteld en we vreten het met z'n allen van één groot bord op. Waar is de individuele authenticiteit gebleven? Ik zal wel teveel Einzelgänger zijn om dit gedrag te kunnen begrijpen. Een papegaai, dàt is misschien iets voor mij: eindelijk eens een levend wezen dat mij na gaat praten en na gaat doen!

Bron: Het Vrije Volk