dinsdag, september 19, 2006

Het democratisch tekort door Erik van GOOR op Open Orthodoxie, 19 september 2006.

Er komt een onderzoek naar de weerbaarheid van onze democratie. Daarmee wordt de belangrijkste vraag overgeslagen: is een democratie wel weerbaar? Of is de democratie misschien zelf het belangrijkste probleem, en komen wij daar nu pas achter?

Het was te verwachten dat Donner een boetekleed aan zou trekken. Van meet af aan stond immers vast dat geen haar op het hoofd van Donner erover dacht zich positief over de Sharia uit te laten. Hij had slechts een theoretisch voorbeeld willen geven. Dit zij zo. Wat wel merkwaardig is, is dat Donner instemde met een onderzoek naar de weerbaarheid van onze democratie [1]. Was dit volgens hem niet iets voor "bange mensen"? Is Donner nu zelf ook bang geworden? We weten het niet. Wat we wel weten - wat we kunnen verwachten - is: een wassen neus. Want het is niet te verwachten dat dit onderzoek grondig en eerlijk zal verlopen. Niet de inzet bij de "weerbaarheid" is kenmerkend, maar die bij de "democratie". En daarmee is de vraag naar de weerbaarheid van de democratie an sich meteen onder tafel geschoffeld.

Ondanks de secularisatie in Europa is "het heilige" nog steeds springlevend in de Westerse cultuur. "Het heilige" - dat is de democratische rechtsstaat, met alles wat daarbij hoort: gelijkheid, antidiscriminatie, staatsneutraliteit, emancipatie, etc.etc. Alles mag gelasterd en gezegd worden. Alles valt onder de vrijheid van meningsuiting, zolang het maar gericht is op de afbraak van de pre-democratische zekerheden - waar we later in dit artikel op terug zullen komen. Maar van één ding moet men afblijven: dat is de democratische rechtsstaat zelf.

Nu is het met democratie vreemd gesteld. Op de keper beschouwd stelt het niets voor. Het is niet moreel en niet immoreel; het is een maniertje om beslissingen te nemen - dat maniertje is "de helft plus één". Daar is niets mis mee als andere middelen om een beslissing te nemen, falen. Als er geen concensus bestaat en er toch een beslissing genomen dient te worden, is het democratische maniertje een handige manier om snel door te stoten.

Problematisch wordt het als democratie wordt verheven tot "een zedelijk goed in zichzelf", verweven met dat andere "zedelijk goed in zichzelf": de Staat. Dit laatste zien we nu gebeuren in de moderne democratieën: het democratische proces wordt een legitimatie op zichzelf. De moraal is het product van een democratisch proces dat is ingebed in een publiek debat. Met andere woorden: de volgorde wordt omgedraaid.

In plaats van dat er eerst een orde is van waarden, rechten, instituties en gemeenschapsvormen en het democratische middel slechts daar wordt toegepast waar het geen kwaad kan, maar zelfs nuttig kan zijn, is de volgorde nu omgedraaid. Het democratisch proces bepaalt de rechten, de vrijheden en haar inhoud, de waarden en de institutionele en communautaire vormgeving van de samenleving. En dat nu is een uiterst kwalijke zaak.

Want daarmee verlaat de democratie het terrein van de beproefde werkelijkheid en begeeft ze zich op het terrein van de illusie. De illusie om door middel van macht een maatschappelijke orde te bewerkstelligen en de illusie dat macht de legitimiteit verschaft om de menselijke persoon om te kneden naar de nieuwe maatschappelijke orde, creëert weliswaar een maatschappij die zelf in en bij deze illusie leeft - men aanvaardt namelijk de macht als legitimatiegrond -, maar leeft ondertussen in een kunstmatige omgeving die van binnenuit klopt en sterk lijkt, maar van buitenaf illusionair en zwak is.

Pat Buchanans gronden van weerbaarheid

De vraagstelling rond de weerbaarheid van de democratie fixeert op de zogenaamde werkelijkheid van de democratie, maar verzwijgt categorisch - als we de discussie mee in aanmerking nemen - de werkelijke weerbaarheidsfactoren. Patrick Buchanan noemt enkele van deze weerbaarheidsfactoren in zijn nieuwste boek State of Emergency: taal, geloof, etniciteit, cultuur, grond en geheugen (memory) [2].

Buchanan poneert de ingrediënten van het volgens hem noodzakelijk patriottisme, tegenover de moderne tendens van progressieve liberalen en neoconservatieven, om de natie - i.c. de Amerikaanse natie - te laten bepalen door "creed" - een idee of ideologie. De idee van de natie zou dan verwoord zijn in zaken als "Grondwet", "democratie", en "gelijkheid". Buchanan zet in bij datgene dat "pre-constitutioneel is. Buchanan grijpt daarom terug op de "unwritten constitution": "America existed in the hearts of the people. The Constitution did not create the nation; the nation adopted the Constitution." Wat was deze "natie"? Buchanan: "... a particular nation and (to) kinfolk with whom they shared ties of blood, soil, and memory". Zoals Samuel Huntington zegt in zijn boek Who Are We?: "America is a founded society created by seventeenth- and eighteenth-century settlers, alomost all of whom came from the British Isles. ... They initially defined America in terms of race, ethnicity, culture, and most importantly religion.". De natie wordt dus bepaald door zaken die dieper en verder reiken dan abstracte idealen als democratie en gelijkheid: zaken als afkomst, geloof, grond en taal.

Deze zaken zijn de werkelijke constitutuerende factoren die een natie vormen en bepalen, niet de geschreven grondwet of de democratische idealen. Voor de democratie is er de natie. En voor de natie is er de cultuur en de natuur die de natie bepalen; en die daarin de politiek c.q. de democratie dienen te bepalen. Buchanan noemt verschillende voorbeelden van staatslieden van staten die weliswaar met de mond beleden dat hun land een "nation of creed" was en niet van "race and ancestry" (F.D. Roosevelt), maar die als het er op aan kwam hun eigen "creed" loochenden en om de natie te redden grepen naar nationalisme, geloof, patriottisme en cultuur.

In 1942 interneerde Roosevelt vele Amerikanen van Japanse afkomst, ongeacht zijn eigen woorden. Toen Duitsland het communistische Rusland van Stalin binnenviel, greep Rusland terug op "Moedertje Rusland" en zelfs naar het Orthodoxe geloof; priesters die enkele jaren daarvoor nog massaal werden afgeslacht, zegenden toen opeens de "Grote Patriottische Oorlog". Hetzelfde valt te zeggen van Frankrijk dat zich presenteert als de ergenaam van Revolutie en Verlichting, waarvan Buchanan treffend zegt: "If the French cease to be the dominant tribe, adherence to Englightenment ideas will nog save France".

Over het hedendaagse Amerika zegt Buchanan: "Should America lose her ethnic-cultural core and become a nation of nations, America will not survive. For nowhere on this earth can one find multicultural, multiethnic, multilingual nation that is not at risk. Democracy is not enough. Equality is not enough. Free markets are not enough - to hold a people together. Without patriotism, a love of a country and countrymen not for what they believe of profess but for who they are." En Buchanan citeert aansluitend hierop Arthur M. Schlesinger Jr.: "Things fall apart; the centre cannot hold."

Democratie als leugen

Wie de recente Amerikaanse politiek heeft gevolgd, weet hoe waar de constaterigen van Buchanan zijn. Net als de Fransen, Franklin Delano Roosevelt en Stalin zagen ok de neoconservatieven van de Bush-administration in dat hun ideologische programma niet voldoende was en is om het Amerikaanse volk warm te krijgen voor een oorlog en hun zonen hiervoor op te offeren [3]. Ook de neoconservatieven weten dat mensen niet bereid zijn hun levens te offeren voor democratie en vrije markt - to make the world safe for democracy. Het grijpen naar leugens en halve waarheden moest een sfeer oproepen van een levensbedreigde natie die daarom in moest grijpen in Irak. Zelfs de mensenrechten van miljoenen Irakezen, en de dood van twee miljoen van hen, was namelijk geen (!) grond voor Amerikaanse en Britse jongens hun eigen levens op te offeren. Democratie, mensenrechten en vrije markt moeten het namelijk altijd afleggen tegenover lijfsbehoud, patriottisme en de verdediging van bloedverwanten en eigen grond.

De machthebbers van de Verenigde Staten en van andere landen wisten het, en maakten (en maken) dan ook misbruik van de werkelijke gronden voor weerbaarheid door de werkelijke motieven - die van Verlichting, democratie en vooruitgang - te vervangen door die van patriottisme, geloof en verdediging van grond en bloedverwanten.

Eenzelfde voosheid is er te bespeuren bij hen die de Amerikaanse oorlog in Irak ondersteunen omdat Amerika de hoeder is van de waarden van de Verlichting en de democratie. Deze geluiden zijn menigmaal te horen uit de mond van de vertrokken Hirsi Ali, Sylvain Ephimenco in Trouw, Michiel Mans op HetVrijeVolk en Leon de Winter in Elsevier. Ook wijlen Theo van Gogh had er een handje van. De strijd voor een seculiere liberale staat in het Midden-Oosten is volgens hen een prijzenswaardige strijd, want een strijd tegen een achterlijke, religieuze en orthodoxe dreiging. Dat het vooral Amerikanen zijn die deze oorlog vechten, maakt hen ogenschijnlijk tot bondgenoten van dit land, maar schijn bedriegt. Amerika is een door en door religieus land waarvan de militairen zo mogelijk nog religieuzer (orthodox christelijker) zijn dan hun gemiddelde landgenoot.

Het vreemde is nu dat men Amerika prijst om de oorlog en de offers die men brengt, maar dat men hen die werkelijk vecht en offert - de veelal religieuze Amerikanen hartgrondig haat. Men verafschuwt het fundamentalistische Amerika, dat bereid is te vechten. Maar men is bereid om er als parasieten van te profiteren. En daarmee is ook iets merkwaardigs aan de hand. Onder het Nazisme werden tal van bevolkingsgroepen als parasieten bestempeld die weggevaagd dienden te worden. Genoemde scribenten leven nu open en bloot als parasiet op het bloed van christelijke en joodse Amerikanen en Israëli's om deze later bij het slagen van hun missie weer af te danken en op de vuilnisbelt van de geschiedenis te zetten; de "bruinhemden" hebben dus ook hun lesje geleerd.

De leugens omtrent de werkelijke motieven bij de neoconservatieven, de haat tegen de werkelijke motieven bij de libertijnse dwepers met het Amerikaanse beleid - het geeft aan in hoeverre de moderne democratische mens leeft in een schijnwereld van leugen, haat en bedrog. Men heeft de mond vol van democratie en gelijkheid, maar ondertussen gelooft men niet dat deze begrippen ons kunnen redden - en moet men zoals de neocons in Amerika grijpen naar leugens - en is men niet bereid ook maar iets te over te hebben om deze begrippen te redden - zoals onze libertijnse columnisten met hun seculiere missie.

Democratie is niet genoeg

Het verzwijgen - en zelfs misbruiken - van de werkelijke gronden voor weerbaarheid is een constante in de democratische politiek. De voorbeelden tuimelen over elkaar heen voor wie de krant openslaat. Donner kon dan wel zo mooi democratisch en theoretisch doorredeneren en zijn hoop in het democratisch proces voorop stellen, ondertussen bleek dat veel Nederlanders niet zo'n sterk geloof in het democratisch proces hadden als Donner het had. En zelfs Donner zag zich genoodzaakt bij te draaien. Democratie is één ding - maar het is niet genoeg.

Dit tekort van de democratie werd nog eens versterkt door drie acties die (toevalligerwijze?) op hetzelfde moment plaatsvonden als de discussie rond de uitspraken van Donner: ten eerste het aannemen van een wetsvoorstel door de Tweede Kamer dat de corrigerende tik van ouders verbiedt [4]; ten tweede de presentatie van het Manifest van kunstenaars voor de vrijheid van meningsuiting [5]; en ten derde het voorstel van het CDA om staatsgevaarlijke partijen te verbieden [6].

Alledrie de gebeurtenissen illustreren het feit dat de democratie bezig is schromelijk tekort te schieten. Op de één of andere manier blijkt er iets te zijn verdwenen dat onze democratie weerbaar maakte en daar niet mee samenviel; want dat wat ons weerbaar maakte, is er niet meer, maar de democratie is er nog wel. Het gevolg van het verdwijnen van het extra-democratische dat ons sterk maakte is niet dat men op zoek gaat naar het verloren gegane extra- of pre-democratische, maar dat men ondertussen de democratie zèlf dicht timmert.

Men probeert alle mogelijke zwakke pleken van een democratie dicht te timmeren door bijvoorbeeld potentieel gevaarlijke partijen - gevaarlijk voor het democratische systeem - te kunnen verbieden. Deze pogingen zijn van verschillende aard. Recente pogingen zijn onder meer de presentatie van het manifest De vrijheid van meningsuiting is net zo ononderhandelbaar als de gelijkheid dat is opgesteld door filmmaker Eddy Terstall en de cabaretiers Hans Teeuwen en Diederik Ebbinge. De doelstelling van het manifest is het rechts op godslastering en het beledigen van godsdienstige groeperingen. De absolute vrijheid die het manifest voorstaat is dus verbonden aan de abolute onvrijheid anders te denken over gelijkheid van alles en iedereen en de absolute politiek-maatschappelijke plicht alle restanten van oude voorkeuren en tradities terzijde te stellen. De politiekcorrecte lafheid spreekt alleen al hier uit: men zal nooit het absolute recht opeisen om antidemocratisch te mogen zijn, voor geweld, tegen de rechtsstaat, etc. Het manifest is de keerzijde van een dichtgetimmerde democratie waarin het systeem zelf nooit en te nimmer ter discussie dient te staan.

Een andere soortelijke poging kwam uit een geheel andere hoek: het voorstel van het CDA om staatsgevaarlijke partijen aan te pakken. Dit voorstel, dat werd ondersteund door partijen als de SGP en de PVV, wil de mogelijkheid creëren om partijen die principes hanteren die onverenigbaar zijn met de democratische rechtsstaat te verbieden, zoals sharia-partijen en neo-fascistische partijen. Volgens het CDA is er in onze samenleving geen plaats voor partijen waarvan de ideeën onvermijdelijk leiden tot strafbare feiten of ertoe leiden dat onze democratische rechtsorde terzijde wordt geschoven.

Een voorbeeld van andere aard is het verbod op "de pedagogische tik". Door dit verbod probeert de overheid haar geweldsmonopolie zo absoluut te maken zodat het ouderlijk tuchtrecht er aan moet geloven: zelfs een eenvoudige tik op de billen van je ongehoorzame kind mag straks niet meer. Met name dit laatste punt is exemplarisch voor wat er gaande is. Door het schrappen van het ouderlijk tuchtrecht wordt het laatste restje burgerlijke rechtshandhaving afgeschaft. Het ideaaltype van de geweldsloze mens is fundamenteel weerloos ten aanzien van een staat en ten aanzien van zijn vijanden.

De aanval van de democratie op de ziel van de mens

Door het schrappen van het ouderlijk tuchtrecht laat de democratie zien dat haar einddoel de weerloze en overgeleverde ziel is van elk mens. De mens die vreemd is van elke vorm van geweld, maar wel voortdurend wordt geconfronteerd met de latente machts- en geweldsexpositie van de democratische rechtsstaat raakt door en door murw geslagen. Waar het ouderlijk tucht de ziel van een kind vertrouwd raakt met een ingeslepen rechtsbesef en tegelijkertijd oefent in de soms noodzakelijke werkelijkheid van het geweld om het recht te handhaven, is de boodschap van de overheid deze: onder elke omstandigheid, zelfs die van de totale rechtsverkrachting, dient de burger zich ten allen tijde te onderwerpen aan een almachtige staat die het absolute geweldsmonopolie bezit.

Behalve het feit dat het elimineren van elke potentiële opstand ook een eliminatie van het recht van opstand betekent en daarmee een directe aanval is op de ontstaanswijze van onze natie in de zestiende eeuw, is het schrappen van het ouderlijk tuchtrecht een regelrechte aanval op de predemocratische werkelijkheid die aan elke democratie vooraf gaat. Deze predemocratische werkelijkheid gaat namelijk uit de familie die zelf recht spreekt en orde handhaaft zonder bemoeienis van een staatsmacht.

Net als elke vitale institutie, houdt het instituut "familie" van nature zichzelf in stand. De kracht en de weerbaarheid van de instituties is hierin gelegen dat men zelf in staat is voor zichzelf op te komen en het gemene goed te verdedigen. Democratie is een directe aanval op deze notie. De democratie keert de rug naar de instituties door het vormen van een cultuur van afhankelijkheid. Alle factoren die een mens sterk maken, en hem eventueel bereid maken ervoor te offeren, plaatst een democratie buiten haar centrum. Familie, kerk, wapenbezit, gemeenschap, huwelijk, grondbezit, bloedband - alle zaken die ooit het sterke fundament van onze maatschappij vormden, worden door de moderne democratische rechtsstaat ontmanteld en/of buiten werking gesteld.

De democratie minimaliseert als het ware de weerbare maatschappij, maar daarentegen maximaliseert de democratie zichzelf. Door uit te gaan van de generale volkswil annexeert ze per definitie elke persoonlijke verantwoordelijkheid met de mogelijkheid deze op te heffen en buiten werking te stellen. De generale volkswil bepaalt dat democratisch genomen besluiten door het volk zijn genomen, en dus door iedereen worden gedragen en derhalve door iedereen gehoorzaamd dienen te worden. De democratie maakt elk mens medeverantwoordelijk voor elk potentieel immoreel besluit; de morele zuiverheid van de ziel wordt door de democratie per definitie buiten werking gesteld. Dat de innerlijke weerbaarheid van de mens hierdoor op losse schroeven komt te staan, interesseert de democraten niet. De democratie verdraagt geen sterke burgers met sterke zekerheden en rechten. De discussie rond de grondrechten laat zien dat zelfs deze "onvervreemdbare" rechten "in beweging" zijn - op zichzelf al een contradictio in terminis.

A Republic, not a Democracy

Is er een alternatief voorhanden voor de democratie? We hebben verschillende malen verwezen naar de Amerikaanse situatie en naar de grondwet - the Constitution - van dit land. Het is opmerkelijk dat de opstellers van deze Constitution zich ook over de vraag hebben gebogen: een democratie of een republiek. De Founding Fathers kozen toen bewust voor de republiek en tegen de democratie omdat deze laatste regeringsvorm op den duur altijd tot tirannie zou leiden. Van alles haalde men uit de kast om maar te ontkomen aan de tirannie van "de helft plus één" en een dictatuur van de massa. Door middel van scheiding der machten, een stelsel van kiesmannen, de "State Rights", enz. enz. ontwikkelden zij een systeem dat radicale en directe democratie zou voorkomen en zodoende de vrijheden van de burger zou waarborgen. Met "A Republic, not a Democracy" is Amerika - meer dan Europa - in staat gebleken de weerbare en sterke burger te handhaven, ondanks de vloedgolf van democratie, modernisme en massacultuur die - net als over Europa - ook over dit land heen is gespoeld.

Maar voor de machthebbers in Europa heeft de weerloze, immorele, eigenschapsloze, offerloze democratische mens teveel voordelen om los te laten. Weerloze, onverschillige mensen zijn ongevaarlijke mensen voor de gevestigde orde. Ze slikken alles, consumeren alles en lopen in de pas van elke verandering. Het werkt uitstekend. Totdat er externe dreigingen optreden: dreigingen vanuit de echte, harde werkelijkheid waarin mensen zich moeten weren en naties weerbaar moeten zijn om te overleven. Dan blijkt hoe door en door ziek het democratisch systeem is. Ze keert zich dan namelijk niet in de eerste plaats tegen de werkelijke vijanden, maar tegen de eigen burgers. Dreiging veroorzaakt onrust en onrust veroorzaakt de dreiging van weerbare (of om weerbaarheid roepende) burgers. Onvervreemdbare grondrechten blijken dan opeens niet meer te bestaan. Oude instituties en waarden dienen dan opeens in versneld tempo opgeruimd te worden. Elke vorm van weerbaarheid moet uit het besef van elke burger gewist te worden, tot en met de simpele pedagogische tik.

De Britse staatsman Winston Churchill zei eens: "It has been said that democracy is the worst form of government except all the others that have been tried." De geschiedenis heeft laten zien dat Churchill maar deels gelijk had. Veel regeringsvormen zijn slecht gebleken, maar de democratie doet er ondertussen niet meer voor onder. Wie de geschiedenis van Engeland na de Tweede Wereldoorlog ziet, ziet een geschiedenis van een land in verval. Die ziet Churchill op decadente wijze zijn levensdagen slijten aan de Franse Rivièra met cocktails en die ziet in onze dagen een moraal vervallen maatschappij die op instorten staat. De democratie heeft het niet gered. En we moeten zelfs concluderen: het was en is nooit de democratie geweest die het Westen sterk en weerbaar maakte. Het was iets anders. Het was iets wat een land als Amerika (nog wel) in staat stelt om te vechten, maar ons niet.

Een onderzoek naar de weerbaarheid van de democratie zal zich dus op dit "andere" moeten richten: de instituties, de onvervreemdbare rechten (en plichten), de rol van het geloof, van de bloedverwantschap, de taal en traditie, de eigen grond, de weerplicht van de burger, etc. Zo'n onderzoek zou moeten concluderen dat de democratie de pre- en extrademocratische werkelijkheid heeft verwaarloosd en zelfs heeft afgebroken. De alternatieven zijn voorhanden. Het belangrijkste is de republiek. Een land als de Verenigde Staten laat zien dat een republiek, meer dan een democratie, in staat is geweest de extra- en predemocratische elementen te bewaren: familie, grond, bezit, wapenbezit, etc. Maar een land als de Verenigde Staten laat ook zien dat zelfs door - bij machte van - democratische mechanismen deze oude, beproefde en sterke basis wordt vernield. En dat er uiteindelijk (neoconservatieve) machthebbers gekozen kunnen worden die door misbruik te maken van de oude waarden mensenlevens verspillen aan een democratisch experiment aan de andere kant van de wereld.

Hoeveel mensenlevens moet de democratie nog kosten voor we in de gaten krijgen hoe voos dit systeem eigenlijk is? En hoeveel vrijheden en rechten moeten er sneuvelen voordat we te laat constateren dat we zitten opgescheept met een weerloze burger? De fundamentele weerloosheid van de democratie maakt van elke democratische staat een failed state; d.i. een staat die niet in staat is om voor de primaire veiligheid van de eigen burgers te zorgen. En dat is logisch. Want alles wat voor veiligheid zorgt is per definitie niet democratisch. En wie daar democratie op los laat, vernietigt vroeg of laat elk restje weerbaarheid. En dat is vervelend. Want daar bevinden u en ik ons straks middenin.

Noten
[1] Weerbaarheid democratie onderzoeken in Algemeen Dagblad d.d. 14/09/2006.
[2] Patrick J. Buchanan, State of Emergency - The Third World Invasion and Conquest of America, New York, NY, 2006.
[3]Zie voor een kritische analyse van de neoconservatieve agenda het belangwekkende essay van Claes G. Ryn: Leo Strauss and History: The Philosopher as Conspirator in Humanitas Vol. XVIII, Nos. 1 & 2, p. 55.
[4] "Ook een pedagogische tik op de billen mag straks niet meer": in Trouw d.d. 14/09/2006.
[5] "Manifest van kunstenaars voor vrijheid van meningsuiting": in Trouw d.d. 14/09/2006.
[6] CDA wil verbod op shariapartij en pedopartij op nu.nl d.d. 14/09/2006.

Erik van Goor

Bron: Open Orthodoxie